Cijfers
Dure geneesmiddelen nemen een steeds grotere hap uit het zorgbudget
De belangrijkste cijfers op een rij (oktober 2024):
Uitgaven intramurale geneesmiddelen gedaald in 2022
Sinds wij de uitgaven monitoren zien wij voor het eerst dat de uitgaven aan dure geneesmiddelen zijn gedaald ten opzichte van het jaar ervoor (tabel 1). Dit is goed nieuws voor de betaalbaarheid van zorg, maar er is nog geen sprake van een trendbreuk. De komst van generieke varianten van het oncolyticum lenalidomide speelt een belangrijke rol in deze uitgavendaling. Vergeleken met 2021 zijn de hoge uitgaven aan dit middel in 2022 gedaald met € 109 miljoen (76,5%). Ondanks dat de declaratiegegevens nog voorlopig zijn, kunnen we al zien dat er in 2023 geen stoffen zijn waarvoor concurrentie ontstaat met een vergelijkbare grootte van budgetimpact als van lenalidomide.
Voor de duurste van de dure geneesmiddelen maakt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met de geneesmiddelenfabrikant afspraken over de prijs van een geneesmiddel. In tabel 1 zijn deze kortingen en andere verrekeningen op totaal niveau verwerkt. Op basis van de voorlopige cijfers over 2023 zien we dat de uitgaven aan dure geneesmiddelen en de totale msz ten opzichte van 2022 stijgen. De uitgaven aan de totale msz stijgen sterker dan de uitgaven aan dure geneesmiddelen. Hierdoor is het aandeel uitgaven aan dure geneesmiddelen ten opzichte van de totale msz in 2023 lager dan in 2022.
Ook de prijsonderhandelingen van het ministerie van VWS en zorgverzekeraars met geneesmiddelenfabrikanten remmen de uitgaven aan dure geneesmiddelen. Het ministerie van VWS heeft in 2022 in totaal voor € 287 miljoen kortingen afgesproken. Tot slot hebben de inspanningen van artsen en apothekers op het gebied van gepast gebruik invloed op de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen.
Vanuit perspectief ziekenhuizen stijgt het aandeel dure geneesmiddelen
Het aandeel van de uitgaven aan dure geneesmiddelen ten opzichte van de totale msz (na verrekening en exclusief covidregelingen) is gedaald van 10,2% in 2021 naar 9,5% in 2022. Hierdoor is er in 2022 meer geld beschikbaar geweest voor andere zorg dan in 2021. Ten opzichte van 2018 (9,9%) zien we een daling van 0,4%. Vanuit het maatschappelijk perspectief is dit een positieve ontwikkeling. Maar het is de vraag of ziekenhuizen deze ruimte daadwerkelijk zo hebben ervaren. Uit onze monitor Medisch Specialistische Zorg 2022 bleek dat de opbrengsten van de prijsonderhandelingen met fabrikanten door het ministerie van VWS en zorgverzekeraars grotendeels niet terecht komen bij ziekenhuizen. Zorgverzekeraars ontvangen dit geld en gebruikten dit geld voornamelijk voor het bepalen van de premiehoogte. Onderstaande figuur geeft aan welk aandeel geneesmiddelen uitmaken van de totale uitgaven binnen het ziekenhuis, zonder het effect van prijsonderhandelingen. Dit is gestegen van 10,3% in 2018 naar 11,2% in 2022.
Concurrentie verlaagt de uitgaven aan geneesmiddelen
Het ontstaan van concurrentie heeft een grote invloed op de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen. Om dit inzichtelijk te maken, maken we in figuur 2 onderscheid tussen drie verschillende groepen (niet gecorrigeerd voor prijsafspraken):
1 Geneesmiddelen waarbij in de jaren 2018-2023 geen concurrentie op stofnaam is ontstaan (altijd monopolie)
2 Geneesmiddelen waarbij ergens in de jaren 2018-2023 concurrentie op stofnaam is ontstaan (overgang van monopolie naar concurrentie)
3 Geneesmiddelen waarbij in de jaren 2018-2023 altijd concurrentie op stofnaam bestond
Figuur 2 in combinatie met tabel 1 laat het volgende zien over de jaren 2018-2022:
• De uitgaven aan monopoliegeneesmiddelen (groep 1) zijn met meer dan € 1,2 miljard gestegen.
– In 2022 besteedden we rond de 81% van de uitgaven aan dure geneesmiddelen aan monopoliegeneesmiddelen (€ 2,4 miljard van de € 2,9 miljard). In 2018 was dat rond 50% (€ 1,15 miljard van de € 2,3 miljard).
• De uitgaven aan middelen waarvoor concurrentie bestond (groep 3) of is ontstaan (groep 2) zijn met € 608 miljoen gedaald.
– De uitgaven van de geneesmiddelen waar al vóór 2018 stofnaamconcurrentie voor bestond zijn met € 263 miljoen gedaald.
– In 2018-2022 zijn voor 31 geneesmiddelen stofnaamconcurrenten op de markt gekomen. De totale uitgaven aan deze middelen dalen in die jaren met € 345 miljoen. Deze daling komt vooral doordat er concurrentie ontstaat bij drie geneesmiddelenstoffen met een grote budget impact: adamilumab (Humira®), trastuzumab (Herceptin®) en lenalidomide (Revlimid®).
Tussen 2018 en 2022 dalen de uitgaven aan deze geneesmiddelen met:
• adalimumab (concurrentie vanaf 2018): € 162 miljoen
• trastuzumab (concurrentie vanaf 2018): € 50 miljoen
• lenalidomide (concurrentie vanaf 2022): € 74 miljoen
In 2022 worden de stijgende uitgaven aan monopoliegeneesmiddelen grotendeels gecompenseerd door de dalende uitgaven aan lenalidomide. Door het ontstaan van concurrentie zijn de gemiddelde uitgaven aan lenalidomide per patiënt nog in datzelfde jaar al ruim vier keer lager geworden. Omdat jaarlijks drie tot vierduizend patiënten met lenalidomide behandeld worden, is de impact op de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen groot. Hierdoor dalen de ook totale uitgaven in 2022 ten opzichte van 2021. Ondanks dat de declaratiegegevens nog voorlopig zijn, kunnen we al zien dat er in 2023 geen stoffen zijn waarvoor concurrentie ontstaat met een vergelijkbare grootte van budgetimpact als van lenalidomide. Om de groei van de uitgaven aan monopoliegeneesmiddelen te compenseren zou je elk jaar een dergelijk effect moeten hebben.
Bron: NZa Kerncijfers intramurale dure geneesmiddelen 2018 tm 2022 en voorlopige cijfers 2023